国立広島・長崎原爆死没者追悼平和祈念館 平和情報ネットワーク GLOBAL NETWORK JapaneaseEnglish

Select a language / Nederlands (Dutch・オランダ語) / Video testimonial (Bekijk de getuigenverklaringen van de overlevenden)
NUMATA Suzuko (NUMATA Suzuko)
Geslacht Vrouwelijk   Leeftijd ten tijde van het bombardement 22 
geluidsopname op 1987.8.1  leeftijd ten tijde van de geluidsopname 64 
Verblijfplaats ten tijde van het bombardement Hiroshima(Afstand tot het hypocentrum:1.3km) 
Hall site Hiroshima Nationaal Monument voor de Vrede, ter nagedachtenis aan de slachtoffers van de atoombom 
Dubbed in Dutch/
With Dutch subtitles
With Dutch subtitles 
Suzuko Numata was toen 22 jaar oud. Mevr. Numata werd blootgesteld op 1.3km van het hypocentrum in het Hiroshima communicatie bureau, het huidige Chugokupostkantoor. Ze verloor haar linkervoet toen ze onder puin bedolven werd na de explosie. Mevr. Numata onderging vijf operaties aan haar linkerbeen in de nasleep van de atoombom. Als één van de overlevenden van de atoombom, wil ze haar ervaringen als slachtoffer  en hoe kostbaar vrede is, blijven voortvertellen.
 
Die ochtend was het heel warm. Ik droeg een handgemaakte katoenen werkbroek en een dunne blouse. Ik wachtte thuis met mijn veiligheidshelm en kleine EHBO-kit om mijn schouder. Om 7u31 's morgens kregen we het bericht dat het luchtalarm opgegeven werd. Iemand van de burgerwacht raadde ons aan: "vertrek nu maar, er zijn geen vijandelijke vliegtuigen boven Hiroshima meer." We namen afscheid van onze moeder en ik vertrok samen met mijn vader, broer en zus. Ik nam afscheid van mijn vader en zus aan de ingang van het ministerie van communicatie. Ik beklom de stenen trap naar de eerste verdieping.
 
Deze trap?
 
Ja, die. Deze trap zou de bom overleven en hier als gedenkteken worden geplaatst. Deze brede trap leidde van het gelijkvloers naar de eerste verdieping. Je kan deze trap in één keer oprennen tot aan het dak. Ik was alleen. Mijn 3 vrouwelijke collega's waren nog niet toegekomen. Ik groette de compagniescommandant "goedemorgen". Hij antwoorde "goedemorgen, wat is het warm vandaag."
 
Het lokaal was moeilijk schoon te maken wanneer er veel mensen aanwezig waren. Daarom wachtte ik niet op mijn collega's om alleen met de schoonmaak te beginnen. Ik zou 2-3 dagen later trouwen. Mijn verloofde was op het slagveld sinds eind maart 1945. Hij had me laten weten dat hij op 8, 9 of 10 augustus naar Hiroshima kwam voor een officiële aangelegenheid. Omdat de toekomst heel onzeker was, besloten we snel te trouwen nadat we onze families aan elkaar hadden voorgesteld. Ik was heel blij en keek ernaar uit. Daarom vond ik het ook niet erg om 's morgens in mijn ééntje ijverig schoon te maken.
 
Nadat ik klaar was wou ik naar het toilet op de derde verdieping gaan om mijn doek op te bergen. Ik zette mijn emmer neer en keek naar buiten waar ik enkele mannen zag staan. Ik nam de korte trap naast me op de derde verdieping om naar het toilet te gaan. Het toilet was meteen links nadat je de trap afkwam.  Ik stopte net voor de deur naar het toilet. Op dat moment ontmoette ik een collega waar ik goed mee samengewerkt had tot eind april 1945. Mijn collega wou ook naar het toilet. Ik ontmoette haar net toen ik ook het toilet wou binnenstappen met mijn emmer. Ik herinner me nog dat ik "goedemorgen" riep.
 
Toen zag ik een fel helder licht. Het was een mooi licht. Nu kan ik mij alleen nog een oranje licht herinneren. Het licht dat ik toen zag was moeilijk te beschrijven, het was groen, blauw en rood. Het verspreidde zich geluidsloos tot het ontplofte. Mijn vriendin stond met haar rug gekeerd naar het hypocentrum. Ik stond met mijn gezicht naar het hypocentrum en keek recht in het aangezicht van mijn vriendin. Toen ik bijkwam had ik geen idee waar ik was. Het voelde aan alsof ik in een donkere kamer was. Ik kon niet bewegen daar ik geklemd zat onder enkele zware objecten. Ik hoorde ook geen geluid. Werd ik bedolven onder puin net na die heldere lichtflits? Ik weet niet in welk lokaal ik gekatapulteerd werd. Ik verloor het bewustzijn op het moment ik het licht zag en door de explosie werd weggeblazen.
 
Toen ik bij bewustzijn kwam voelde ik iets zwaars op mij drukken. Ik lag onder het puin bedolven. Ik hoorde een stem roepen: "Is hier iemand?". Automatisch antwoorde ik 'Help. Help me a.u.b.'Iemand hoorde me. "Wie ben je? Hoe heet je?", vroeg de stem en weer antwoordde ik automatisch mijn naam. Toen ik weer bijkwam waren mannen gehaast aan het rondzoeken. Tot op vandaag weet ik niet wie het waren, maar ik herinner me dat er twee personen waren. De stem zei: "sta op en ga naar buiten, sta op en ga naar buiten." Ik weet niet meer of ik treuzelde omdat ik niet kon recht staan. De man verwijderde de brokstukken die op me lagen en hielp me vanonder het puin. "Oh, je voet" hoorde ik nog, maar ik voelde niks, zelfs geen pijn. Ik wist niet wat er met mijn voet was, het was net alsof het om iemand anders ging. Helemaal versuft, aanhoorde ik het.
 
Ik herinner me niet hoe ik opgestaan ben of hoe ik op de rug geklommen ben van die man. "Klim op mijn rug" zei de stem, en zo draagde hij me naar buiten op de gang. Er hing een ongwone geur en de rook had een ongebruikelijke kleur. Ik vroeg "wat is er gebeurd?", maar hij antwoordde me "ik weet het niet, laten we vluchten." Ik kan me niet herinneren of we de trap aan de achterkant dan wel deze trap van de derde verdieping naar het gelijkvloers zijn afgedaald. We kwamen uit op het sportveld achter het gebouw.
 
Nog steeds op zijn rug kwamen we aan de ingang aan en zag ikdat alle millitaire gebouwen aan de andere kant van het sportveld, zoals het Hiroshima Keizerlijk Hoofdkwartier en de Kadettenschool, roodgloeiend in brand stonden. Ik begreep niet waarom die in brand stonden. Rondom mij stond alles wat ik alle dagen zag in brand: de wilgen, de kerselaren, de Chinese Parasolbomen. Nog steeds op de rug van mijn redder, keek ik nonchalant om naar het bureau dat in een zee van vuur stond. Rode vlammen kwamen uit de ramen, en ik kon alleen maar denken waarom het brandde.
 
Niet helemaal bij bewustzijn zag ik voor het eerst de mensen op het sportveld, mensen die geen mensen meer waren. Tot op vandaag herinner ik me vooral één figuur, dat van mijn departementshoofd op de derde verdieping. Hij was bijna naakt, zijn broek helemaal aan flarden, gewond en met iets wat op een handdoek leek rond zijn hoofd. Het gewonde departementshoofd en de andere figuren die ik me herinner, van allen waren hun kleren aan flarden. Hun haar stond rechtop en ze waren bebloed. Met hangende armen zoals sopken rende iedereen in paniek en razernij al schreeuwend over het sportveld. Iedereen vluchtte in pijn.
 
Van de andere kant van het sportveld zag ik een figuur naderbij komen schreeuwend en rondlopend als een gek. Zonder dat ik wist wie het was, bleef ik die persoon maar aanstaren tot die dichterbij kwam. Het was mijn vader. Toen hij mij eindelijk gevonden had merkte hij mijn geblesseerde enkel op. Mijn enkel van mijn linkervoet was gebroken, er bleef enkel nog wat spier over. Mijn voet bloedde hevig. Mijn vader keek naar mijn voet, en dacht enkel aan mij. "Help mijn dochter. Breng iets" riep hij uit en iemand bracht een tatamimat. Voor het eerst kon ik neerliggen. Mijn vader en andere geblesseerde mensen bleven rondom het branded gebouw op het sportveld lopen.
 
Hier op deze plaats. We evacueerden net achter de poort waar nu de Hakushima treinlijn loopt. Eerst zat ik hier versuft. Stilletjesaan kwam ik bij bewustzijn en kon ik alles duidelijker zien. Alles om me heen stond in vuur en vlam. "Water. Mama, help." hoorde ik de kreten van gewonden om me heen. "Die is ook dood. Die hier ook, " hoorde ik roepen. Nog steeds begreep ik de gruwel niet. Ik denk dat ik nog steeds versuft was.
 
Langzamerhand hoorde ik de stemmen duidelijker. Vanwaar ik lag kon ik een lange lijn mensen zien komen aangewandeld. Die mensen vielen als een blok en stierven. Ik herinner me dat nog goed. Iemand was erin geslaagd het bloeden te stoppen. Ik dacht dat ik gered was.
 
Terug bij bewustzijn zat er een zwaargewonde persoon gehurkt aan mijn rechtervoet. "Zus" hoorde ik een stem zeggen. Toen pas besefte ik dat het mijn jongste zus was. Plots werd het donker en grote druppels regen begonnen te vallen. Ik herninner me zelfs de kleur. Toen wist ik niet dat de regen die mijn gewonde voet en de doden doordrenkte gevaarlijk radioactief was. De regen viel ook op de schreeuwende menigte. Eventjes werd het rustig.
 
Opnieuw vloog er een B29 over. Na dit te overleven wouden we nu niet sterven. We probeerden ergens dekking te zoeken. Deze keer zocht iedereen zijn toevlucht in de ingang van het gebouw. De plaats was niet zo breed. Het was net om de hoek van het Teishin ziekenhuis. Mijn vader ging meermaals naar het hospitaal met als enige gedachte hulp voor zijn dochter te zoeken. Maar ook de artsen en verpleegkundig personeel waren gewond. Tijdens één van zijn bezoeken ontmoette hij een arts. Het was de toenmalige directeur van het ziekenhuis, Dr. Michihiko Hachiya. Ook hij was ernstig gewond door de explosie. Hij was er net in geslaagd het hospitaal te berijken.
 
Ik herinner me nog dat we in het donker naar de dokter zijn huis zijn gegaan, nadat hij klaar was met zijn operaties. Het voelde aan als een verre reis. In het huis brandde één enkele kaars. Daar werd mijn voet geamputeerd. Later keerde ik terug naar de ingang van het ministerie van communicatie.
 
Ik wist dat er iets met mijn voet was. Toen ik aan mijn zus vroeg: "Wat is er met mijn voet gebeurd?", antwoordde ze: "Je voet is weg." De woorden die ik uitte op dat moment: "Ik zal nooit kunnen trouwen, nooit meer de trappen op kunnen en nooit meer kunnen werken." Daar ik het maar bleef uitschreeuwen, troostten andere gewonden mij. "Je kan de trap nog op; Je kan nog werken; Je kan nog trouwen". Zelf herinner ik me niet veel meer. Dit werd me later verteld.
 
Vanaf de avond van de bom tot drie dagen erna was ik zonder medische behandeling. De ingang lag vol met gewonden, gedurende 2-3 dagen was het hel op aarde. We konden daar zo niet blijven. Het Teishin ziekenhuis werd opgeruimd. Ik verhuisde de volgende dag naar het gelijkvoers. Gewonden en doden lagen dicht op elkaar gepakt op het gelijksvloers. Ik lag daar ergens tussen. Met een kaars en een zaklamp kwam een dokter langs. Hij zei: "Laten we het been amputeren tot waar het in goede staat is, dat is de enige manier om haar leven te redden." Later hoorde ik dat doordat ik voor drie dagen aan mijn lot werd overgelaten, mijn been tot onder de knie geïnfecteerd was en dat mijn dood nabij was. Jammer genoeg kon hij op die avond niks doen. Bij dageraad ging hij mijn been amputeren.
 
Op 10 augustus bij dageraad werd mijn been zonder verdoving geamputeerd ter hoogte van mijn dij. Mijn vader kon het niet aanzien. Hij is toen blijkaar uit de kamer gestapt. Mijn collega's hielden mijn handen en voeten stevig vast. Tijdens de operatie heb ik het vreselijk uitgeschreeuwd en verloor het bewustzijn. Het komende anderhalf jaar was een tijd van recuperatie. Net zoals de andere gewonden verloor ik ook mijn haar, had ik last van diarree en koorts. Mijn voet bleef maar etteren. Het verband kleurde groen en bruin van de etter. De etter vloeidde tot op mijn wreef. Wanneer het verband werd weggenomen stroomde de etter eruit. Ik verloor al mijn spierkracht. Omdat mijn spiermassa verdween, stak mijn bot een 2 à 3 cm uit. Daarna volgde opnieuw een operatie om het bot af te snijden. Weer werden mijn spieren korter. Ik herinner me dat de bruine en groene kleur achterbleef op het verband nadat mijn moeder het waste en droogde. Tot februari 1947 onderging ik vier operates aan mijn linkerbeen.
 
Maden waren overal, op de vloer en op de lichamen van de gewonden rondom mij. Ook in mijn lichaam, ze kropen in mijn lichaam. Op slechts 15 - 6cm van mijn linkerkant lag een persoon die onder zijn huis bedolven raakte en daarbij zijn rechterarm verloren had. Zijn situatie verergerde met de dag. Op zijn rechterarm kropen grote vette maden rechtstaand rond. In plaats van zijdelings te kruipen bewogen ze zich rechtopstaand. Ik kon het niet aankijken en schreeuwde:" neem die enge maden weg." Dankzij mijn geschreeuw werden all maden op mijn lichaam weggenomen. Men probeerde ook de maden op die ander persoon weg te nemen, maar dat bleek moeilijker te gaan. Maden kropen op het gezicht, in de nek, mond en neus van de mensen met brandwondenEen moeder met een baby in haar armen werd ook geplaagd door maden. De baby stierf in haar armen. Echt waar. Ik ga die persoon met zijn geamputeerde arm en maden nooit vergeten.
 
Mijn zus was er zo erg aantoe dat ik dacht dat zij het niet zou halen. Ze werd geplaagd door allerlei ziektes: tuberculose, problemen met haar alvleesklier en haar pancreas. De glasscherven werden één voor één verwijderd maar lieten verschrikkelijke littekens na. Ze onderging ook plastische chirurgie. Ze kreeg ook borstkanker waardoor ze beide borsten verloor, wat we het meest voor gevreesd hadden. Ze bleef maar lijden onder de nasleep. Haar linker sleutelbeen was zo broos dat het brak. Daardoor is haar linkerarm nu twee keer zo lang als haar rechterarm. Ze had het heel moeilijk om die linkerarm te blijven ondersteunen. We maken ons ook andere zorgen. Haar schildklier is gezwollen en we gingen op consultatie. Daar ze al borstkanker gehad had, kan de kanker iedere moment waar ook terugkomen. We hebben schrik dat het schildklierkanker is en gaan regelmatig bij de dokter op consultatie. De resultaten van de tests hebben we nog niet. Alles is onzeker.
 
Mensen vandaag zijn onverschillig. Ze leven een rijk zorgeloos leven en weten niet beter. Maar op een dag maakt iemand plots een angstaanjagend kernwapen. We weten niet wanneer er een nucleaire oorlog uitbreekt. Wat ik meemaakte mag geen twee keer gebeuren. Ik hoop dat het bij onze ervaring eindigt. Voer geen oorlog.
 
De vredesgrondwet verbiedt ons van oorlog te voeren. Maar ik leef in ongerustheid voor de dag deze belofte verbroken wordt. Ik heb schrik voor de jongeren die in deze onzekerheid leven en geloven wat er gezegd wordt. Tijdens de oorlog werden wij misleid om te geloven in wat verkeerd was. Nu geloof ik niet wat er gezegd wordt. We mogen ons niet laten misleiden.
 
Daarom moeten wij, die onwetend waren, over onze ervaring van de bom vertellen. Wij moeten hun vertellen wat we gezien hebben voor zolang we leven. We moeten niet alleen over onze ervaring spreken. Er moet ook over onderwezen worden. En moeten we de werkelijkheid onder ogen zien. Ik wil dat de jonge generatie in ernst zelf leert over wat we hebben meegemaakt.
 
Mijn lijfspreuk is een oud Japans gezegde: "vandaag een ander, morgen ikzelf ". Ook al overleven we vandaag, morgen kan alles plots omkeren, en kan het ook jou overkomen. Ik zeg dit altijd tegen de mensen. Je mag niet denken dat het ergens anders gebeurd, dat het een ander mens overkomt. Ik wil dat mensen beseffen dat het morgen ook hun kan overkomen.
 
Dit was de getuigenis van Suzuko Numata.
 
Planning en productie Hiroshima Vrede en Cultureel Centrum augustus 1987. 

 

Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand en/of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere manier zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de eigenaar. 
HOMEに戻る Top of page
Copyright(c) Hiroshima National Peace Memorial Hall for the Atomic Bomb Victims
Copyright(c) Nagasaki National Peace Memorial Hall for the Atomic Bomb Victims
All rights reserved. Unauthorized reproduction of photographs or articles on this website is strictly prohibited.
初めての方へ個人情報保護方針
日本語 英語 ハングル語 中国語 その他の言語